Zoeken

Het laatste woord is aan de clown

Noortje De Wit is bijna onherkenbaar. Ze draagt accessoires die ik twintig jaar geleden nooit met haar zou associëren: pumps van Louboutin en een handtas en zwarte blazer van Louis Vuitton. Toch houdt haar imago van humeurig, lichtjes geperverteerd schoolmeisje nog altijd stand, hoewel ze ondertussen een vrouw van achtendertig is. Net als vroeger verbergt ze haar ware gelaat achter een masker van zwarte eyeliner, lippenstift en een hoornen brilmontuur zonder glas. Haar haren zijn donkerrood geverfd en steken in piekjes omhoog. Enkel het toeval heeft ons herenigd. Daarnet nog schreed ze met opgeheven kin van de laatste tram richting Linkeroever naar de exit van het nachtelijke metrostation Opera. Nu kijkt ze op me neer met ogen van gegalvaniseerd staal, een blik die duidelijk maakt dat ze nooit de wens heeft gekoesterd om me opnieuw te ontmoeten. Dat verlangen is helemaal wederzijds. Noortje en ik hebben meer gemeen dan ons lief is. We werden geboren in hetzelfde ziekenhuis van dezelfde nabijgelegen provinciestad, groeiden op in dezelfde woonwijk van hetzelfde slaapdorp en zijn gedoopt door dezelfde pispaal van een pastoor. We gingen naar dezelfde school, keken naar dezelfde zenders en frequenteerden dezelfde dokter, een man die ons om dezelfde verkeerde redenen dezelfde foute medicijnen voorschreef. Later, toen we reeds schaamhaar hadden, bezochten we dezelfde cafés en laafden ons aan hetzelfde lauwe pisbier. We kusten zelfs dezelfde jongens, daar het aanbod al net zo beperkt was als ons vermogen des onderscheids. Op ons beiden rustte de vloek van het Vlaamse Verkavelingsland. Maar terwijl Noortje het kind van de duivel was, was ik hoogstens zijn verwaarloosde stiefzoon. Noortje was zeventien toen ze op een vrijdagochtend in mei rode inktpatronen had verstopt in het zitkussen, waarop onze klastitularis (mevrouw Lutgart Goossens) die dag zou plaatsnemen. Mevrouw Goossens had immers de gewoonte om, in tegenstelling tot haar jongere collega's, zittend les te geven ('om mijn rug te sparen') en daarbij geregeld haar achterwerk te verschuiven ('want die stoelen zitten zo ongemakkelijk'), wat Noortje op het idee bracht dat die inktpatronen moeiteloos exploderen 'onder het gewicht van haar vette reet'. Die inschatting bleek correct te zijn. Na een les van vijftig minuten over matrices (om meer dan één reden de langste vijftig minuten van mijn leven) stond mevrouw Goossens op, draaide zich om, bukte zich en nam haar handtas. Toen pas merkte Noortje het slagen van haar opzet. De gehele klas, die op dat moment doorgaans overging tot een zacht gemurmel en gegiechel, hield de adem in. Op het achterwerk van mevrouw Goossens had zich een rode vlek ontwikkeld, waarvan dikke druppels dropen en een plas vormden op het vinyl, wat bij mij de opmerking ontlokte dat mevrouw Goossens haar regels er 'deze maand wel erg vroeg bij zijn'. De timing van die opmerking was zo perfect dat de hele klas in lachen uitbarstte. Zowel Noortje als ik belandden ten gevolge van dergelijke incidenten met enige regelmaat in het kantoor van directeur Van Gompel. Die dacht dat we in tandem handelden. Noortje was het genie, en ik was de nuttige idioot. De waarheid was echter dat we elkaar niet konden luchten.  ussen ons beiden liep immers de dunne grens tussen sadisme en clownerie. Noortje was als de titel van een befaamde rockhit uit de jaren ‘90: 'Only happy when it rains'. Ze lachte bijna nooit. Enkel als haar omgeving in rouw was gehuld, verscheen op haar lippen iets wat leek op de schaduw van een glimlach. Noortje was een rebel without a cause, maar met een feilloze methodiek. Bij mij was het net omgekeerd. Ik was geen opstandeling, maar een gestampte boer. Het huis van God betrad ik met stront aan mijn schoenen. Waar ik ging, ontsproot chaos in mijn voetsporen. Mijn opstand was een opstoot van mijn onderbuik. De onrust die ik stichtte kwam niet voort uit kwaadwilligheid, maar uit onwetendheid en een slechte bedrading van mijn hersenen. Noortje was te perfectionistisch om mij deelgenoot te maken van haar plannen. Het enige probleem (voor haar, voor mij, voor iedereen) was dat ik mijn mond niet kon houden. Noortje hanteerde de zweep, maar ik zorgde voor de knal. Hoe feilloos haar plannen ook waren, het hoogtepunt viel altijd net na hun voltooiing. Het was mijn scherts die de onthutsing van het eerste moment omkeerde in een lachbui, waar soms zelfs de slachtoffers van Noortjes sadisme enige troost in konden vinden. Het laatste woord was aan de clown. Misschien was dat wel de bron van onze onmin: een artistiek meningsverschil. Volgens Noortje was ik een faker. Zij daarentegen was the real thing. “Ik weet dat ik verdorven”, zei ze vaak over zichzelf, “Maar ik ben tenminste authentiek.” Als bewijs van haar echtheid, luisterde ze naar Marilyn Manson en riep zichzelf uit tot satanist. Toen ik haar op een dag smalend vroeg of ze dan ook verplicht is om haar cavia te offeren aan de Gehoornde God, rolde ze met haar ogen achter dat brilmontuur zonder glas en verklaarde dat ik er niks van begreep. Wat Noortje in die cavia zag, heb ik inderdaad nooit begrepen. Ze was dol op dat beest. Haar verdriet was dan ook onpeilbaar toen op een zondag in juni, tijdens het opruimen van haar kamer, per ongeluk een boek uit haar handen liet glippen, waardoor het koddige hoofdje van haar geliefde Plukkie, uiteenspatte onder het gewicht van The Satanic Bible van Anton Szandor Lavey. Of ze ook uit dit verdriet geluk heeft geput, heb ik nooit geweten. Enkele weken na dit incident studeerden we immers af: Ik met de hakken over de sloot en Noortje met de grootste onderscheiding. Ook dat was op en top Noortje, ze was even succesvol in haar betrachting om de ander onderuit te halen als in haar streven om zelf de hoogste te zijn. Het leek wel alsof de duivel ermee gemoeid was. Het was het laatste wat ik over haar had vernomen. Tot een halve minuut geleden het tipje van haar rechterplump bleef haken achter de hoek van het kartonnen bord waarop ik lag te dutten. Bijna dacht ik dat het een droom was, maar nu ik de prut uit mijn ogen heb gewreven, zie ik onder dat zwarte masker duidelijk haar welbekende snoetje met de blauwe aders en het trillende oogwit. Haar frons is net zo giftig als vroeger, maar hij is onleesbaar geworden. Is het een hebbedingetje dat hoort bij haar status als nouveau riche, een hek dat de grens bepaalt tussen Noortje het succesverhaal en Simon de stumperd? Of is het toch een blijk van herkenning, haar manier om te zeggen dat we ons nog steeds verhouden als de faker tot the real thing? Of is ze gewoon bang voor de knal aan het einde van de zweep? Ik sta op en merk tot mijn verbazing dat ik twee koppen groter ben. In mijn herinneringen was ik altijd het kleine broertje. Mijn echte groeispurt kwam pas na het middelbaar. Ik ben een laatbloeier, altijd geweest. Ik begroet haar ("Dag Noortje!") en lach de resten van mijn tanden bloot. Haar fronst snijdt dieper in haar hoofd. Ze drukt haar handtas tegen haar borsten, draait zich om en wandelt snel naar de roltrappen, die ze met twee treden tegelijk bestijgt. Ik achtervolg haar. Eenmaal boven zet ze het op een lopen, maar haar vlucht wordt bemoeilijkt door haar Louboutins. Enkele meters voor de laatste roltrap naar de begane grond zakt ze door haar benen en smakt met haar hoofd tegen de vloer. Haar Louis Vuitton valt op de grond en schuift enkele meters van haar weg. Ze draait op haar rug. Haar borstkas wipt op en neer als een dolgedraaide pomp. Ik kniel en leg haar hoofd tussen mijn knieën. Eyeliner druipt over haar slaap en vermengt zich met een straaltje bloed dat uit haar voorhoofd stroomt. Ik neem een papieren zakdoekje uit de achterzak van mijn broek en dep de wonde boven haar wenkbrauw. Ze staart me aan en perst haar lippen in haar mond. Ik wrijf met mijn vinger over haar voorhoofd en ontcijfer het geheimschrift van haar frons. Ik lach. Het laatste woord is altijd aan de clown. Pieter Van der Schoot  

Pieter Van der Schoot
8 0

De rijken komen niet naar Vlaanderen, de droom van de wever wordt opgeborgen.

  Laten we aannemen dat door ernstige stammentwisten Europa Brussel verlaat. Het is veel rustiger in Straatsburg. Vlaanderen vervalt tot armoede. België houdt op te bestaan en we worden ingelijfd bij de Nederlanders. Albert, Flip en de hele familie worden de deur uitgeschopt. Er wordt gezegd dat Fabiola in de meest armoedige omstandigheden moet overleven dat ze haar gehele hoedencollectie heeft moeten overhandigen aan de vrouw van Bart Bdw. In de anders zo drukke straten is het stil, maar de stilte wordt nu en dan onderbroken door een knal. De heer Bourgeois trekt in het kleine huisje in het Brusselse park; het doet hem denken aan het platteland. Hij is dol op tuinieren. In wat ooit het parlement was, heeft zich een geitenboer gevestigd. Het toerisme is volledig stilgevallen en elk monument staat te verkommeren. De gevangenissen zitten vol. De situatie in Oost-Vlaanderen is minder gunstig, aangezien de haven van Antwerpen sterk is gegroeid en het vroegere landbouwgebied tussen Antwerpen en Gent bijna volledig is omgevormd tot een havenzone. Na het vertrek van de Europese instellingen uit Brussel is de haven de enige bron van inkomsten geworden en de laatste hoop voor de steeds armer wordende bevolking. Religieuze sekten hebben hier de overhand. Er wordt ergens een beeltenis van een heilige gezien in de vorm van een beschimmeld brood, wat leidt tot een golf van religieuze activiteit en daaropvolgende aanvallen door de oproerpolitie, met dagelijks doden tot gevolg. Er is een wirwar van torengebouwen gebouwd om de vele werknemers van de Antwerpse haven te huisvesten. Het nieuwe Europa was de stammentwisten beu en had er met harde hand een einde aan gemaakt. Er werden afspraken gemaakt met de nieuwe heerser over de fermettes, Bart DW, en in ruil voor zijn heerschappij over de fermettes mocht hij de baas spelen. Een andere groep opstandelingen, de racisten, werden levenslang opgesloten in Melkplas, waar ze drugs kregen  hun beweging doofde uit. Ondertussen werden er grote bals gegeven in de Parijse en Berlijnse salons en was heel Griekenland opgekocht, waar de eeuwenoude spelen werden voortgezet, zoals vroeger. In de Parijse salons waren de Vlaamse mannen zeer populair, vooral bij de vrouwen die hun gespierde billen mateloos bewonderden. Ze waren de bestbetaalde lustmannengroep, hun jarenlange sporten hadden billen opgeleverd die de begerige ogen van velen trokken. Wanneer ze ouder werden, werden ze gedumpt in de fermettes.     Na vertrek naar Straatsburg heeft LA TOUT EUROPE voornamelijk Parijs als bestemming gekozen. Dit plan werd decennia geleden in werking gesteld, waarbij het centrum van Parijs armenvrij werd gemaakt. Tijdens de eerste ronde van de Franse verkiezingen jaren geleden, op een warme zonnige dag, lag links in de zon en kwam niet opdagen om te stemmen. Bij terugkomst bleek Le Pen de tweede grootste politicus te zijn. Tijdens de tweede stemronde hadden ze de keuze tussen Chirac of Le Pen, waarbij conservatisme hoogtij vierde. Sarko is hiervan een uitvloeisel, dankzij die ene luie dag in de zon. De conservatieven hebben ervoor gezorgd dat alleen de zeer rijken nog in Parijs konden wonen, terwijl alles wat arm was naar de buitenwijken werd verdreven. Straatsburg werd het middelpunt tussen Berlijn en Parijs, terwijl Brussel snel vergeten werd in de hoofden van de twee sterkste landen van Europa, alsof Brussel nooit had bestaan. Traditioneel gezien is de regio Vlaanderen een belangrijke leverancier van varkens voor de Parijse tafels. De vele boerderijen in de regio dienen als kweekplaats voor deze varkens, terwijl thuiswerk een grote vlucht neemt. De West-Vlaamse regio is relatief welvarend. In 2050 zal Noord-België voornamelijk worden gedomineerd door de haven, en de eens drassige weiden tussen Gent en de Schelde zullen de enorme bevolking die afhankelijk is van de haven moeten opvangen. In datzelfde jaar zullen de babyboomers hun soms enorme fortuinen overdragen aan hun nakomelingen, wat zal leiden tot een nieuwe klasse in het noorden van België die zal werken in de bloeiende IT-industrie. Deze klasse zal worden bediend door de nazaten van diegenen die de trein van fortuin en kennis hebben gemist, en ze zullen worden ondergebracht in enorme wooncomplexen op het voormalige Waasland. Naast deze klasse zullen er ook arbeiders zijn die met beperkte contracten werken en slechts tijdelijk in deze steden zullen wonen. De dienstverlenende industrie zal de bevolking voeden, kleden en verzorgen. Van de voedselkeet die fastfood levert aan de havenarbeiders tot de eerste hulpdiensten en de koeriers van banken en bedrijven, ze zullen allemaal te vinden zijn in de megasteden. De verbinding tussen de gebieden zal worden verzorgd door de Schelde, die de ader zal zijn die de meanderende megasteden zal bevoorraden. In de oude steden van wat eens Vlaanderen heette, zal het verleden bewaard blijven. Sommigen zullen echter betreuren dat deze exclusieve historische gronden niet langer bewoond zullen worden door wat eens Vlamingen werden genoemd. Er zijn zelfs mensen die beweren dat veel bedienden van de nieuwe rijken oorspronkelijk Vlamingen waren. Als er geen inspanningen worden geleverd om deze bevolking te overtuigen van de hedendaagse cultuur en kunsten, zullen ontevreden en ontgoochelde bewoners van de megasteden teruggrijpen naar de eeuwenoude woorden van vertroosting. In 2050 zullen de eeuwenoude steden overspoeld worden door enorme golven van de kuststeden, en er zal geen oplossing meer zijn. In 2099 zullen de nieuwe kusten worden overladen door een steeds groter wordende bevolking en zal er een beperking zijn van woongebieden. In Brugge stortte het ene huis na het andere in, de waterspiegel stond zo hoog dat het water tot in Brussel kwam. Vlaanderen spoelde weg... In de salons werd er verbaasd en verontwaardigd gereageerd op het bericht dat het eerste Europese handelshuis, dat in Brugge was gelegen, door het water was overspoeld. De dienst geschiedenis werd op het matje geroepen en er werd een commissie opgericht. Het idee om de verhoging van de waterspiegel tegen te gaan, werd verlaten. Alleen tussen Berlijn en Parijs werd een gigantische brug gebouwd waarop geleefd kon worden. Alles onder de brug werd ten prooi gegeven aan het water.. foto verf ed foto gallery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed/

verf ed
6 0

Familiefeest

Bij mijn moeder in de familie heerst de goede gewoonte om mijlpalen te vieren. Dus toen onlangs haar jongste broer de tachtig aantikte, viel er een uitnodiging in de bus. Omdat mijn moeder niet meer zo heel mobiel is, was de uitnodiging ook aan mij gericht. Ik functioneerde als chauffeur en ondersteunende arm bij het lopen. Dat klinkt alsof ik het een opgave vond maar dat is helemaal niet waar. Ik verheugde me er op. En ik werd beslist niet teleurgesteld. Sowieso is het leuk om weer eens mensen te ontmoeten die je normaal gesproken niet zo vaak tegen komt. Sommigen geen spat veranderd, anderen stiekem toch ook wel wat ouder geworden. Waarschijnlijk denken ze van mij hetzelfde. Van dat ouder worden dan hè. Er was voor ieder wat wils. Natuurlijk begonnen we met koffie en speciaal voor de jarige ontworpen gebakjes. Heerlijk om die oudjes te zien peuzelen. En oudjes, dat klinkt misschien niet respectvol, maar zo is het absoluut niet bedoeld. Alleen was ik een van de jongere in het gezelschap. En dat wil toch ook wel wat zeggen. Later zaten de meesten heel tevreden aan een drankje. De uitgebreide lunch zorgde ervoor dat er niemand omviel. En dat mijn moeders nieuwe outfit naar de stomerij moest. Het was ook heerlijk om met mijn nicht, die ik ook al in geen eeuwen meer had gezien, bij te praten. Ook over onze moeders, zussen van elkaar, en hen goedmoedig te plagen met het feit dat ze toch echt wat ouder worden. ‘Vertelt jouw moeder ook alles een paar keer?’ ‘Oh ja, zeker. En ze is niet te stoppen, het verhaal moet worden afgemaakt.’ De jarige was echt jarig en stond in het middelpunt. Hij genoot zichtbaar. Af en toe zag ik hem heel tevreden rond kijken. Dit was dan toch allemaal maar ter ere van hem. En hij was niet de enige die genoot, ik deed dat ook, met volle teugen. Later die middag heb ik mijn moeder weer thuis afgezet. Ik geloof dat ze best moe was. En ik denk niet dat ze die middag verder nog veel gedaan heeft. Gelijk heeft ze, ze is tenslotte niet meer de jongste. Dat is niemand van haar gezin. Maar ze zijn nog best met een behoorlijk aantal, en dat kan toch niet iedereen zeggen.      

Machteld
2 1

Het eren van mijn waarheid

Waar ik in geloof, daar hangt mijn levenskwaliteit vanaf. Mijn waarheid is de vorm die ik aan mezelf en mijn realiteit geef. Het zijn de overtuigingen waarmee ik me voed of schaad. Het bepaalt de kleur en invulling van mijn leven. Mijn waarheid is alles dat ik heb. Ieders waarheid is uniek, gevormd via een persoonlijk parcours. Iemands waarheid kan psychotisch genoemd worden als deze sterk afwijkt van wat maatschappelijk aanvaard is en als deze afwijking bovendien (zelf)destructieve gevolgen heeft. Mensen hebben de neiging om elkaars waarheid (af) te keuren. Of interpreteren andermans waarheid aan de hand van fragmenten die men erover opvangt. Iemand goed kennen, staat synoniem voor bewust zijn van de reikwijdte en grenzen van iemands waarheid. Aangezien er geen handleiding voor het leven bestaat, zijn we allemaal op onszelf aangewezen om er één te schrijven. Soms ontbreekt daarvoor de moed en zelfvertrouwen en nemen we liever de handleiding van een ander over. We leven dan ook in een maatschappij die het creatief uitschrijven van een persoonlijke handleiding of waarheid ontmoedigt. Tal van verdoken alsook openlijk getoonde strategieën en systemen trachten ons af te leiden van de kern in ieder van ons. De kern waar onze persoonlijke waarheid huist. Een waarheid is iets dat gaandeweg, doorheen het vergaren van ervaring, wordt opgedaan. Het behelst een pakket aan conclusies en getrokken levenslessen. Hoe intenser of traumatischer de ervaring, des te stellig de waarheid zal zijn die zich eruit destilleert. Een waarheid is echter nooit definitief of statisch. Het uit zelfbehoud star vasthouden aan een waarheid werkt beperkend. Het proces van zelfontwikkeling of bewustzijnsverruiming bestaat uit de natuurlijke expansie van persoonlijke waarheden. Het groeiende besef dat in essentie alles waar is en dat er tegelijk geen absolute waarheid bestaat, is daar onderdeel van. Maar om vanuit eigenliefde te handelen en het leven iets minder verwarrend te maken, is het noodzakelijk om achter een persoonlijke waarheid te staan. Om die te eren en daarnaar te leven. Het telkens opnieuw op losse schroeven zetten van de eigen waarheid is zelfdestructief. Er is namelijk een wezenlijk verschil tussen zelfreflectie en zelfkritiek. Zelfreflectie houdt in dat er de bereidheid is om de reeds opgebouwde waarheid constructief aan te passen en uit te bouwen. Zelfkritiek doet het omgekeerde daar het gaat over het afbreken en verwerpen van de eigen waarheid. Het verschil tussen zelfreflectie en zelfkritiek laat zich voelen in het lichaam. Zelfkritiek is het bijtend zuur dat eigenliefde wegvreet. In mijn pakket van persoonlijke waarheden vind je de vanuit de ervaring opgedane overtuiging dat chronische zelfkritiek ook chronische fysieke kwalen kan veroorzaken. Ik heb er het raden naar welke (ongetwijfeld goedbedoelde) beweegredenen mijn innerlijke criticus heeft om mijn waarheid telkens tegen de vlakte te gooien. Die criticus is  geprogrammeerd door het onderbewustzijn en reageert primair vanuit angst voor oordeel en uitsluiting door anderen. We zijn immers als mens evolutionair geprogrammeerd om op de aanvaarding en bescherming van de groep te rekenen. De persoonlijke waarheid al dan niet durven uitspreken, draait om veiligheid. Zwijgen en een deel van onszelf verloochenen, wordt vaak als veiliger en gemakkelijker beschouwd. In bepaalde gevallen is dit inderdaad de beste optie. Maar in veel andere gevallen brengt het onderdrukken van de eigen authentieke waarheid heel wat ellende. De kans zit er echter in dat er bij het uitspreken van de persoonlijke waarheid op een muur van onbegrip of misinterpretatie wordt gebotst. De meest liefdevolle en verbinding zoekende inspanningen kunnen als onzin of manipulatie worden afgedaan. Soms moet je besluiten dat jouw waarheid geen bodem vindt om in te wortelen of niet gezien kan worden door een ander. En dat het geen zin heeft om jezelf en je goede intenties te bewijzen. Dan rest er niets anders dan te aanvaarden dat je niet gezien wordt zoals je werkelijk bent en daar vrede in vinden. We noemen ons gelijkgestemd met iemand als de persoonlijke waarheden overeenstemmen. Als er bevestiging en herkenning gevonden wordt, wat een gunstig effect heeft op het zelfbeeld en zelfvertrouwen. Gelijkgestemdheid voelt daarom aan als helend en opbeurend. In tijden dat de natuurlijke dualiteit als polariteit wordt opgevoerd en vanzelfsprekendheden wegvallen, kunnen we ons daaraan optrekken. Uit respect voor mezelf wil ik achter mijn zelf- en wereldbeeld staan en ernaar handelen. Als ik niet gebukt wil gaan onder zwaarte en kwalen, dien ik dat te doen. Op een gegeven moment moet er een streep getrokken worden onder de som aan conclusies en levenslessen, met een persoonlijke waarheid als resultaat. En is het niet meer nodig om te twijfelen aan die uitkomst. Wetende dat er verder gebouwd kan worden vanaf dit punt. Maar wees maar zeker dat ik hierin word uitgedaagd. Dat er telkens als ik denk te weten wie ik ben een test op mijn pad gegooid wordt waardoor ik weer begin te twijfelen. En de angst voor verlies en afwijzing de kop op steekt. Nu wil ik mezelf voornemen om te stoppen met de zelfsabotage, met die energievretende zelftwijfel. Ik wil mijn waarheid zien als een uniek perspectief dat evenwaardig is tussen alle andere. Ik wil in mezelf blijven geloven wanneer anderen dat niet meer doen. Het is allemaal gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar ik heb vertrouwen in de nieuwe oefeningen en kansen die zich aandienen om hierin te groeien. Moeilijke uitdagingen zoals conflicten met naasten maken in mij de vastberadenheid wakker om dit te doen (en schrijven).

KarolienDeman
9 2

Kaatje van Gogh

Een tijdje geleden heb ik met Stef een workshop schilderen gevolgd bij de Hondenschool waar ik met Stef en Kaatje kwam. Stef heeft jarenlang behendigheidslessen gevolgd en Kaatje moest natuurlijk naar puppycursus en de cursus Gehoorzame Huishond. Als ik dat vertel tegen mensen, beginnen ze direct te lachen. Maar Kaatje luistert heus wel goed hoor. Ze is alleen af en toe een stout meisje. Dus toen ik de aankondiging zag voor een nieuwe schilderworkshop, heb ik me gelijk samen met Kaatje aangemeld. Het schilderij dat ik met Stef had gemaakt, was super en ik was benieuwd hoe dat samen met Kaatje zou gaan. Die is wat onbesuisder dus de uitdaging leek me wel wat groter. Kaatje vond het sowieso al geweldig dat ze mee mocht. In de auto zitten vindt ze wat minder. Niet dat ze bang is, of ziek, maar het is een ernstige zaak. Ze zat heel bedachtzaam mee te kijken. Totdat ze zag waar we naar toe gingen. Toen was het enthousiasme nauwelijks te onderdrukken. Want de dame die de hondenschool leidt, is absoluut favoriet bij Kaatje. Dan ziet ze niemand verder staan. En daar gingen we nu naar toe, ze had het heus wel in de gaten. Na de enthousiaste begroetingen en het kennis maken met de andere honden was het dan zo ver. Ik deed verf op het doek, dat ging in een plastic zak en Kaatje mocht er overheen stappen. En met haar neus snuffelen om zo de snoepjes van het doek af te halen. Het is echt zo leuk om te doen. Je bepaalt zelf de kleuren maar de hond maakt er een heel eigen compositie van. Als ik om me heen keek, zag ik heel veel verschillende honden met heel veel verschillende manieren van schilderen. Sommigen stapten heel bedachtzaam over het doek. Anderen gingen er op zitten of liggen. Kaatje moest ik natuurlijk in bedwang houden. Die zou in haar enthousiasme alle verf vertrapt hebben. Want wat niemand voor elkaar kreeg, lukte Kaatje wel. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen zat er toch lichtblauwe verf in haar zwarte vacht. Ze was ook behoorlijk bekaf toen ze thuis kwam. Al die indrukken, het was veel. Maar, de schilderijen zijn mooi geworden. Ze liggen nu in de garage te drogen. En nu ga ik op zoek naar mooie lijsten. Want ze verdienen zeker een mooi plaatsje aan de muur.    

Machteld
0 1

Openbaar vervoer.

  Iemand heeft het ooit uitgerekend. Met het geld die nu naar het openbaar vervoer gaat kan men iedere belg ieder 5 jaar gratis een individueel vervoer, een auto geven.  Men heeft het zo graag over het eco gehalte van het openbaar vervoer . Men trekt ijzeren spoor lijnen door stad en natuur. Terwijl bij vliegtuigen alleen bij de start en aankomst er de nodige infrastructuur moet gebouwd worden. Het Europese Openbaar vervoer net is in een zodanig lamlendig staat dat men zich toch vragen bij kan stellen. Het lijkt er op dat vooral de vakbonden daar groote schuld aan heben. Want de instandhouding van het openbaar vervoer dient op de eerste plaats de macht van de vakbonden. En dat met vele miljarden belastinggeld. In het nog niet zo vere verleden weigerden de spoorweg ambtenaren de plaatselijke twaleten te kuisen. Op vele plaatsen hing de stront tot tegen de muren. Want iedere spoorweg ambtenaar vond zich er veel te goed voor. Tegenwoordig voelt iedere spoorweg beambte zichzelf op zijn minst directeur.  In de jaren 80tig waren vakbonden zeer machtig wie toen een telefoon aansluiting wilde hebben moest maanden wachten.  Wie vrienden had bij de vakbonden moest enkele dagen wachten. Het lijkt er op dat in sommige gevallen de vakbonden zelf tot hun grootste vijanden behoren. De samenleving waar ze in leven daar treken, sommige, ze zich blijkbaar weinig van aan. Spijtig. Hierbij wil ik een voorstel doen. MAAK HET OPENBAAR VERVOER GRATIS. Het verdient zichzelf terug op de eerste plaats door de afschaffing van de prijs administratie. Op de tweede plaats door het einde van de FILES. DE files kosten miljarden, goederen die niet op tijd geleverd worden, miljoenen auto’s die urenlang stilstaan. REKEN UIT DE WINST. Het waanzinnige prijsverschil tussen auto en trein. Van kortrijk naar Antwerpen betaald ikMet de trein heen en terug 41 euro als ik diezelfde dag terugkomAls er 5 mensen meekomen 41x5=205 euro Dezelfde reis met de auto kost 20 euro heen en terug en ik moet niet dezelfde dag terug komenAls ik 5 mensen meeneem 20 : 5 = 4 euroWaanzin.   FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/

verf ed
19 0

OUD IJZER, KOPER, LOODZWARE JOB

Voor de derde keer op rij passeert er vandaag al zo’n wagen door mijn straat die oud metaal ophaalt. Het zijn er telkens andere, want wat er uit hun goedkope luidsprekers ontsnapt is inhoudelijk dan wel gelijkaardig, er zitten nuances in die duidelijk onderscheid brengen in het landschap der schrootcollectionneurs. Het moet wel een lucratieve business zijn.Deze morgen was de eerste aan zet: ‘Oud metaal, oud koper, oude fietsen, oude stoven, oude batterijen’. Deze man hecht een waarde aan de oudheid van het materiaal dat hij ophaalt. Voor nieuwe fietsen of recent aangekochte kachels haalt hij zijn neus op. De cadans en de toon van zijn woorden werken als een mantra, haast hypnositerend. Waarschijnlijk lukt het hem om mensen die helemaal niet de intentie hadden hun oude fietsen buiten te zetten in een hypnose te brengen waardoor ze dat wel doen. En zodus zal opa zich in de haren krabben, wanneer hij die Gazelle die toch maar in de garage stond en die hij vorige week aan zijn kleinzoon had beloofd niet meer kan vinden. De tweede metaaljager daarentegen gooit het over een heel andere boeg. Hij onderbrak de stilte tijdens mijn lunch met de profetische woorden: ‘Oud aaazer, loewd, koper en zink. Platte batteries en wrakken van awtoos’. Deze man speelt meer in op de omgeving, door het eren van het plaatselijke dialect. Ook heeft hij meer aandacht voor het metrum, waarbij hij erg slim jambische versvoeten afwisselt met de anapeste variant. Persoonlijk vind ik die menging van hoge en lage cultuur erg tot de verbeelding spreken. Maar het is toch de laatste goudzoeker die me het meest doet mijmeren. Haar lokroep – een vrouw deze keer, die ook in deze sector moet opboksen tegen een masculien monopolie – klinkt nogal achteloos, maar het is niet alleen haar stem die scherp over de Ter Rivierenlaan schalt. Je kan ook duidelijk het geluid van een kleuter horen. Een klein meisje dat af en toe iets brabbelt of ‘mama’ zegt. Dat zet me aan het denken. Ik ga ervan uit dat het niet live wordt omgeroepen (dus niet zoals die grap met de aftelklok voor een bom in de respectievelijke Naked Gun-film) maar dat het een op voorhand opgenomen tape betreft. Dan kunnen er twee dingen aan de hand zijn. Ofwel heeft deze vrouw de tape opgenomen terwijl haar kind aan het tekenen was of riep om haar billen te komen afvegen en had zij het niet nodig gevonden om de opname eens te beluisteren alvorens te gebruiken. Ofwel was zij gewoonweg tevreden met het resultaat, wat ik toch minder geloofwaardig vind. Tussen ‘ijzer’ en ‘lood’ en ‘zink’ en ‘oude stoven’ hoor je telkens ‘mamaaa!’ Het kan ook nog een bewust statement zijn, waarmee ze met haar dagelijkse rondrit aanklaagt dat ze zelfs tijdens het opnemen van haar leuze niet even op haar man had kunnen rekenen omdat hij niet wist hoe hij op de kinderen moest passen. Tenzij het natuurlijk allemaal wél live gebeurt. In dat geval moeten we toch meer respect opbrengen voor dit harde werk. Vooral voor moeders die deze carrière kiezen.Stel je voor, je bent aan het rijden en je moet goed uit je ogen kijken voor zowel potentiële klanten als het reeds buitengezette ijzer. Je dient ook je snelheid aan te passen aan de bebouwde kom, en ook omdat je anders moeilijk kan stoppen voor wanneer iemand snel beslist oud ijzer uit zijn garage te toveren. En tijdens die intense focus moet je dezelfde leuze continu in je luidspreker herhalen (in de correcte volgorde, anders sla je een flater) en dat allemaal met een jengelende kleuter op de achterbank. Nou, niet simpel! Ik ben blij dat ik gewoon in het onderwijs sta.

Lennart Vanstaen
10 0

AYWAILLE

‘Op het voetpad lopen, achter mij’ roep ik over mijn schouder naar mijn kroost die achter me aan bengelt als kleine volgzame eenden. Het is in vol vertrouwen want het regent en mijn nieuwe regenjas is er eentje die niet meedraait wanneer ik achterom probeer te kijken, ik kijk in mijn eigen kap. Ook besef ik dat mijn vaderlijke raad hier weinig waarde heeft, er is nauwelijks een voetpad. We volgen Rue aux deux Crois steil naar beneden. Bovenaan staat een bescheiden beeldje van de Verlosser, over wie mijn dochter me plechtig meedeelt dat hij op Pasen terug levend wordt. Nee, papa, niet om paaseitjes aan de mensen te brengen, al wist ze ook niet echt waarom dan wel. Het tweede kruis waar de straat het over heeft, hebben we nooit gevonden, tenzij het naar dat kruis verwijst helemaal op de berg over de rivier. De weg, die al redelijk smal is, wordt versperd door een besmeurde vrachtwagen op steunpoten waarin een man aan het stuur zijn boterhammen opeet en me schaapachtig aanstaart. De voorkant van het gevaarte hangt zeker een halve meter boven de grond.‘Bonjour’ zegt een tweede werkman gehuld in modder, die ons passeert en daarbij vriendelijk teken doet dat we links naast de vrachtwagen mogen lopen, alsof hij een rode loper heeft uitgerold. We wringen ons tussen een lantaarnpaal en een hoop loshangende elektriciteitskabels aan een gevel, waarbij we niet proberen uitglijden over het slijk. ‘Merci’ zeg ik toch maar. Er is maar één klant bij de boucherie. Dat is treffen, want er is ook maar één beenhouwer. Toch had ik er niet op gerekend dat de eenheid TPK (tijd per klant) hier aanzienlijk hoger ligt dan in Deurne-centrum. De jonge kerel blijft maar ratelen in het vloeiend Frans over zijn winkel die hij wegens de wegenwerken slechts tijdelijk moet sluiten, maar niet echt officieel. Geen idee wat hij daarmee bedoelt, maar mijn Frans is dan ook niet van zo’n niveau dat ik alles heb begrepen. De verkoopster daarentegen spreekt verrassend slecht Frans, qua uitspraak dan, ik hoor haar typisch onfranse r-klank. Bijna een kwartier later moet de man net geen douze euro betalen. Ik had een familiebestelling verwacht gezien de tijd die gepasseerd is, maar hij heeft blijkbaar een schamele buit van twee bouletten, een potje preparé americain en wat geraspte wortel besteld. Mijn kinderen hebben in tussentijd alle op planken en in manden uitgestalde potjes honing, chocolade repen, specerijen, blikken en delicatessen die binnen hun handbereik liggen al vastgenomen en ter verveling geïnspecteerd, wanneer het eindelijk aan ons is, waardoor ik niet langer kan stilstaan bij het feit dat de man zonet geraspte wortels bij de beenhouwerij heeft gekocht. In mijn niet zo onberispelijk Waals bestel ik jonge kaas, kipfilets, gehakt en hespenworst, terwijl mijn dochter aan mijn mouw trekt met de vraag of ze hier een snoepje krijgen. De vrouw moet dat gehoord hebben, want plots vraagt ze of we uit Vlaanderen afkomstig zijn. ‘Oui!’ antwoord ik volmondig en verrassend chauvinistisch, omdat ik hier nog geen woord Nederlands heb gehoord of gesproken met iemand anders dan mijn gezin sinds we hier zijn. ‘U mag Nederlands spreken hoor! Ik kom ook uit Vlaanderen’ antwoordt ze, terwijl het pas nu tot me doordringt dat ik dus ‘ja’ had willen zeggen in plaats van ‘oui’. Ze vertelt me dat ze in deze beenhouwerij nog maar twee maanden werkt, maar dat ze het veel liever doet dan haar vorige job, poetsen. Ze stelt me allerlei verwachte vragen terwijl ze mijn vlees snijdt en kaas afweegt. Ik vertel haar dat we in Antwerpen wonen, in Deurne en zij heeft daar toch wel een achterneef wonen zeker! Hij heeft nog vis geleverd aan het koningshuis. Ik betuig mijn bewondering hiervoor met een gepaste gezichtsuitdrukking. Ze wil weten of we hier nog lang blijven. ‘Ja, tot en met dinsdag’ zeg ik. En ik vul meteen aan dat er morgen mooi weer is voorspeld, want ze tuurt somber naar buiten en gunt ons een meewarige blik. Het is nu echt beginnen gieten en ze staat erop dat ze mijn boodschappen in een plastic zakje doet. Het is een melijzakje. ‘Waar verblijven jullie?’ In de straat van de twee kruizen. Toch niet de gîte rural? Ja, toch wel. Dat treft. Zijzelf en haar man wonen daar schuin over! Het huis met het hek, ik moet zeker eens gaan kijken, maar nu niet want het regent. En ze kent die gîte goed, want daar poetste ze dus tot voor kort. Ze overhandigt mij het zakje. Of de kindjes nog een stukje witte beuling willen? Ik weet het antwoord al denk ik, maar ik kijk hen even aan. Bij ons geven ze normaal een ‘rolleke’ hespenworst. Deze vrouw kent een andere traditie. Mijn kinderen houden niet van andere tradities. Maar het is zo’n vrouw die de worst al snijdt terwijl ze de vraag stelt. De retorische verkoopster. Je hebt er ook die afwachtend zijn. Die spreken ook de kinderen niet rechtstreeks aan maar vragen aan de vader of moeder of hun kind überhaupt iets mág krijgen. Niet deze vrouw dus. Haar echte vraag zit verscholen in haar ogen, die me pas aankijken wanneer ze de stukjes pens over de toog aan mijn kinderen aanbiedt. Weifelend en vol argwaan nemen ze het stukje onvertrouwd vlees aan. We nemen afscheid met de belofte dat ik zeker terugkom om de huisgemaakte lasagne van de chef eens te proberen. We zijn een twintigtal minuten binnen geweest en mijn zakje telt inderdaad vier producten. Ze nemen hier nog de tijd voor hun klanten. En die tijd wordt voor het oog van de leek volgebabbeld met koetjes en kalfjes, maar zoals de prijs per kilo hangt de geïnvesteerde tijd per klant hier vast aan een strak schema van vijf minuten per gekocht stuk vlees.

Lennart Vanstaen
15 2

Dialoog tussen een egel en een haarlakker

Een egel en een haarlakker staan te tippelen langs de kant van een modderig pad in het Grote Sprookjesbos tussen Lichtaart en Herentals. Daar de meeste dieren op dit uur van de dag in hun nest, hol, burcht of gang liggen, wachten zij reeds ettelijke uren vruchteloos op een klant. De egel verveelt zich zo hard dat hij een gesprek begint met zijn spiegelbeeld in het troebele oppervlak van een modderpoel. “Wat heb je nu weer gedaan?”, vraagt hij, “Ben je op reis geweest? Of heb je gewoon je ballen geschoren? ” De egel staat recht op zijn achterste pootjes, neemt zijn ballen vast met de voorste en gaat wijdbeens over het water staan. “Ja, ik heb mijn ballen geschoren!”, roept hij vol trots, “En dan? Is genitale hygiëne misschien een taboe voor wilde dieren?” De haarlakker schudt zijn hoofd. “Je praat weer tegen jezelf, beste egel. Als je een vraag stelt, dan is het de bedoeling dat een ander je een antwoord geeft.” De egel werpt een verwarde blik naar de haarlakker en laat zijn ballen los, die enkele seconden lang loom over het water scheren. “Juist ja”, zegt hij en krabt onder zijn oksels, “Heb jij jouw ballen geschoren, meneer de haarlakker?” “Nee”, zegt de haarlakker, “Want ik ben een vrouw. Vrouwen hebben geen ballen.” “Fout!”, roept hij, waarbij hij een sprongetje maakt en wederom zijn ballen vasthoudt, teneinde ze niet aan zijn stekels te spietsen, “Vrouwen hebben wel ballen! Kijk maar naar Conchita Wurst.” “Conchita Wurst is geen vrouw, maar een hermafrodiet!” “Maar haarlakker toch. Menselijke hermafrodieten bestaan helemaal niet.” “Oh ja? En wat is Conchita Wurst dan wel?” “Een drag queen“, zegt de egel, “Of travestiet of transgender. Weet ik veel. Zo goed kan ik die genderwaanzin ook niet volgen. Wie wel?” “Niemand”, zegt de haarlakker, “Zelfs Tom Van Grieken is de kluts kwijt.” “Dat is geen argument”, zegt de egel, “Tom Van Grieken is altijd de kluts wijt. Volgens mij kan hij zelfs zijn penis niet vinden in dat oerwoud van hem.” De haarlakker grinnikt, kijkt samenzweerderig om zich heen en buigt zich naar de egel. “Wist je trouwens dat Tom Van Grieken geen kinderen kan krijgen?” zegt ze. “Shemale?”, zegt de egel. De haarlakker schudt het hoofd. “Impotent.” De egel slaakt een zucht die stinkt naar maagzuur en bedorven regenwormen. “Maar wacht eens, hoe is hij dan aan zijn kinderen geraakt? Hij heeft ze toch niet..?” De haarlakker knikt het hoofd. “Ontvoerd”, zegt ze, “Of misschien ook niet, wie zal het zeggen? Het geeft in ieder geval te denken.” De egel, niet langer bij machte om het gesprek in een andere richting te duwen, kijkt op zijn horloge en krabt aan zijn ballen. “Het wordt tijd dat er klanten komen, vind je niet? De muze is vervlogen en mijn zak staat op springen.” Deze woorden doen de haarlakker, die vastbesloten is om de dialoog verder te zetten, in woede uitbarsten. “Nonsens! De muze vervliegt nooit, jij ouwe stoephoer!” “Kijk uit wie je stoephoer noemt, stoephoer!”, snauwt de egel, “Waar zit dan die muze waar je zo wild over doet? Kijk om je heen, haarlakker. Kijk naar ons spiegelbeeld, daar in het water. Wat zie je? Twee volstrekt overbodige, willekeurige wezens wier handelingen opflitsen en verdwijnen zonder narratieve gevolgen.” “Spreek voor jezelf!”, schreeuwt de haarlakker die nu helemaal buiten zinnen is, “Mijn bijdrage aan dit verhaal is groter dan de jouwe!” “Welk verhaal?”, zegt de egel en ofschoon deze vraag retorisch is, knijpt de haarlakker zijn voorhoofdhuid in een contemplatieve frons. Na enkele minuten steekt hij zijn wijsvinger in de lucht en formuleert voorzichtig een antwoord: “Misschien maken wij het verhaal niet, egel, daarin geef ik je gelijk. Maar zelfs dan zijn onze handelingen niet zonder gevolg. We maken dan dan wel geen verhaal, maar we zijn er wel een deel van – van die grote overkoepelende spanningsboog die de mensen meeneemt in een serie opeenvolgende generaties, verbonden in een schijnbaar onontwarbaar kluwen van associatieve ketenen, waarvan wij stervelingen slechts enkele schakels zien. De Grote Machine blijft voor ons oog verborgen. Enkel wie buiten de tijd staat kan haar zien en is getuige van haar logische ontwikkeling. Maar wat wij ontberen aan inzicht, beste egel, dat winnen we door het geloof dat uiteindelijk niets echt zinloos is. Zonder dit geloof zijn we slechts twee wezenloze fantasietjes, verstrikt in willekeur en banaliteit en beroofd van onze gezamenlijke menselijkheid. Dan is ons leven inderdaad niet meer dan zuipen, drinken en neuken. Maar ik geloof dat er meer is tussen hemel en aarde. En jij, egel, wat kies jij? Geloof of wanhoop? Het Grote Verhaal of de Grote Verstrooiing?” “Jouw Grote Verhaal kan me gestolen worden”, zegt de egel, “Ik wil zuipen, roken, neuken, jong sterven en een mooi lijk achterlaten.” Hij ontdoet zich van zijn tiendelige beha en steekt over naar de andere zijde van het bospad, vanwaar hij wordt gadegeslagen door een bronstige das. Hij schudt met zijn talrijke borsten en laat de das aan zijn tepels snuffelen. Voor hij zich terugtrekt in de dassenburcht draait hij zich nog eenmaal om. “Jullie zijn allemaal hetzelfde, met jullie menselijkheid“, zegt hij, “Knoop dit goed in je oren, haarlakker: Ik ben geen mens, maar een egel.” Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
0 0

Vernedering is de olie waar we de machine mee smeren

Je bent een kind met een glimlach die ijskappen doet smelten. Je trekt je mondhoeken op als lokaas en haakt onze zielen eraan vast. Aandachtig luisteren we naar je eerste woorden: mini-orakels, hapklare soundbites. Zo bondig dat ze op een tegel passen. Je rent ongeremd de wereld in en maakt zo'n grote sprongen dat wij je enkel kunnen nastaren als koeien met veel te korte poten. Je bent een snelgroeiende boom. In jouw kruin groeien veel vruchten. Maar hoe hoog we ook springen, hoe lang we ons ook uitstrekken, ze werkelijk plukken lukt ons nooit. We zien hoe je in een hoek van het speelplein zit, met opgetrokken knieën en een blik gericht op een punt van het asfalt. In je voorhoofd ligt een rimpel die niet bij jouw leeftijd past - alsof die snelle groei je in aanraking brengt met windstromen waartegen jouw jonge stam niet bestand is. We zien hoe je piekert en maalt, en zo je eerste zonde begaat. Je denkt na en stelt vragen. Waarom we honden beter vinden dan varkens? Waarom we met mes en vork eten? Waarom Zwarte Piet zo'n mooie kleren heeft, terwijl zijn gezicht zwart ziet van het roet? Waarom het paard van de Sint niet van de daken valt? Waarom geen priester zich ooit zorgen maakt over de overbevolking van het hiernamaals? We kijken naar je kruin en krijgen er nekpijn van. Misschien ben je te snel gegroeid. Je werpt een schaduw op waarin geen andere kinderen kunnen groeien. Jij pretentieuze Socrates. Je wekt afgunst en vergiftigt de jeugd. Je bent een woekerplant en je hebt een snoeibeurt nodig. Je bestaan is een syndroom en wij zijn de genezing. We sturen je naar een instelling met een onbegrijpelijke naam, waar een dokter zit met een onbegrijpelijke smoel. Hij geeft je een lolly die al een beetje gesmolten is en door de plastic verpakking druipt. Hij smaakt zuur en je krijgt er plakkerige vingers van. De dokter plakt een label op je hoofd, waar niemand iets van begrijpt en jij nog het minst van al. Daar sta je dan met die overrijpe vruchten in jouw kruin. We binden je in een sloep. We duwen je in een kolkende rivier, waar enkel vissen zwemmen die meedrijven met de stroom. Je zakt af, waterval na waterval, tot je aankomt waar we je hebben willen: de laagste gemene deler - het laatste restje menselijkheid - de wrok die je deelt met de planten die eertijds in je schaduw groeiden. Pieter Van der Schoot Eerst gepubliceerd op Observaties uit het ondermaanse.

Pieter Van der Schoot
10 1

We zijn er nog niet.

Internationale Vrouwendag 2024. Hier in onze relatief veilige Westerse cocon schudden we verbijsterd het hoofd als we zien hoe vrouwen in de wijde wereld nog altijd als vierderangsburgers worden behandeld en monddood worden gemaakt. Als ze opkomen voor hun rechten staat hun fysieke integriteit op het spel, vaak zelfs hun leven. In oorlogszones worden ze door horden Rambonobo’s verkracht, vernederd, verminkt, vermoord. Flashback naar mijn jeugd. Mijn beide (oudere) zussen stapten op hun veertiende de fabriekspoort binnen. Over de mogelijkheid om verder naar school te gaan werd niet eens gesproken: het kwam niet in de hoofden op, daar midden tot eind jaren zestig. Al zeker niet in het arbeidersmilieu waarin ik opgroeide. Dik tien jaar later ging ik, mannelijk nakomertje, naar de universiteit. Ook dat stond niet ter discussie. Zoiets is nu gelukkig ondenkbaar. Maar we zijn er nog niet. Ik keek de voorbije dagen naar ‘Het Onbekende’. Ook nu verbijsterd. Hoe grote mannelijke ego’s het laken naar zich toetrekken. Hoe ze denken alles onder controle te hebben, het varkentje wel even te zullen wassen, om vervolgens met de staart tussen de benen het spel te moeten verlaten. Het bezorgde me enig leedvermaak, moet ik toegeven. Wat me nog het meeste stoorde, was hoe die getypecaste mannetjesputters (een ex-militair docent, een politieman) de ‘gesprekken’ in de auto domineerden met stoere machopraat en dito grappen, en dat de vrouwen op de achterbank dit in stilte lieten gebeuren en op de duur — ietwat onwennig, dat wel — zelfs meegingen in dat gedrag. Ik hoop zo hard dat ze zich daar bewust van waren, of achteraf zijn geworden. Dat ze zich hebben voorgenomen een volgende keer sterker te zijn. En misschien die spierbundels eens aan te spreken op hun toxische masculiniteit. We zijn er nog niet, nee. Ook niet in het Westen. Zelfs niet in de hoofden van onze geëmancipeerde jaren twintig.

Marc Terreur
23 2